• In veel westerse landen nemen de economische en politieke onzekerheden toe, terwijl burgers tegelijk hoge verwachtingen hebben als het gaat om steun van de overheid.
  • In dit politieke klimaat worden culturele tegenstellingen uitvergroot en gedijt ook het populisme.
  • Strategisch analist Andy Langenkamp signaleert dat het hierbij voor bedrijven en beleggers steeds lastiger is om in te schatten hoe overheidsbeleid zich op de langere termijn ontwikkelt.
  • Lees ook: ‘Trumpisme’ heeft een tik gekregen, maar Donald Trump is verre van knock-out

ANALYSE – President Klaas Knot van De Nederlandse Bank, sprak afgelopen maand over burgers die de lat steeds hoger leggen voor de overheid: “Je hoort nu een debat over neoklassiek liberalisme, of dat te ver is doorgevoerd. Daarover kun je van mening verschillen, maar feit is dat mensen nu meer van de overheid verwachten.”

De verwachtingen van de staat zijn na de Tweede Wereldoorlog steeds hoger geworden. De overheid moest burgers tegen alles in bescherming nemen en steeds vaker en meer optreden als redder in – steeds breder gedefinieerde – nood.

Dat zagen we na de kredietcrisis van 2007/2008, tijdens de coronacrisis en als reactie op de Oekraïne-oorlog. Te hooggespannen verwachtingen leiden onherroepelijk tot teleurstelling.

Dus wie de democratische markteconomie wil beschermen, moet de heilsverwachtingen ten aanzien van de staat temperen. Dat zal voorlopig niet gebeuren en dus zullen populistische bewegingen die buiten kaders van fatsoen en democratie opereren, wortel blijven schieten.

In het verlengde hiervan ligt de culturele backlash die in Amerika en in menig Europees land voor politieke instabiliteit en democratische erosie zorgt. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de meeste mensen in westerse democratieën een (redelijk) comfortabel leven konden leiden, werden traditionele economische issues minder belangrijk en kregen culturele en sociale zaken steeds meer aandacht.

Menig kiezer zag daardoor de samenleving sneller en ingrijpender veranderen dan hem of haar lief was. Daarmee werd de basis gelegd voor de rechtse politieke bewegingen die meer om cultuur en identiteit geven dan om belastingverlagingen en deregulering.

Voedingsbodem voor politieke onrust

De onrealistisch hoge verwachtingen van de staat en de culturele clashes blijven een vruchtbare voedingsbodem vormen voor meer politieke onrust. Dat is helemaal zo in een periode waarin er voor westerse landen geen sprake meer is van zeer hoge hoge economische groei, snel stijgende productiviteit, hogere reële lonen, sterke technologische vooruitgang en de gestage uitbreiding van de verzorgingsstaat.

De vertraging van tal van economische indicatoren heeft geleid tot onvrede onder de bevolking, een draai richting populisten en tot een meer naar binnen gekeerde opstelling. Deze ontwikkelingen liggen mede ten grondslag aan drie grote trends die al langer gaande zijn:

  • Van democratisering naar meer nadruk op identiteit en cultuur.
  • Van een wereld van relatieve orde naar een chaotische wereld.
  • Van interdependentie/globalisering naar ontkoppeling/deglobalisering.

Dit ondermijnt wereldwijde economische groei via onder meer financiële fricties, handelsoorlogen, beschadigde productieketens, op scherp gezette bondgenootschappen en geopolitieke clashes.  

De vraag is of deze trends snel gekeerd kunnen worden en of democratische economieën stevig genoeg in de schoenen staan om niet (verder) af te glijden.

Vastgeroeste tweedeling in de Verenigde Staten

In de Verenigde Staten zijn de politieke risico's relatief groot door twee fenomenen, waarop auteur en podcastmaker Ezra Klein onlangs wees:

Een groot probleem van de Amerikaanse politiek is het feit dat de tweedeling tussen Republikeinen en Democraten steeds sterker verankerd raakt. De politieke tweedeling is zo vastgeroest en verkalkt, dat het er maar weinig toe doet wat er gebeurt. Kiezers stappen toch nauwelijks over van partij.

Tussen 2016 en 2020 zorgden onder meer Donald Trump, de coronapandemie en Black Lives Matter voor gigantisch politiek spektakel. Dat zou je op basis van de verkiezingsuitslagen van 2016 en 2020 echter niet zeggen: gemiddeld zat er maar een verschil van twee procentpunt tussen wat staten stemden in 2016 en vier jaar later. Heel anders stemmen deden Amerikanen dus niet.

Dat komt omdat de partijen steeds verder uit elkaar zijn gegroeid. Zo ver dat een politicus van de ene partij idioot kan doen, zonder dat dit veel kiezers beweegt om te stemmen op de andere partij. De partijstandpunten liggen daarvoor te ver uiteen. In 1952 zei nog maar 50 procent van de Amerikanen dat zij grote verschillen tussen de twee partijen zagen; in 2020 was dat opgelopen naar 90 procent.

Het tweede punt om hierbij in het oog te houden, is het gegeven dat de absolute verschillen tussen de twee groepen tijdens verkiezingen ontzettend klein zijn. Ondanks de beperkte verschuivingen in stemgedrag veranderden het Congres en Witte Huis in 2020 toch van kleur.

Dat heeft te maken met de electorale gelijkwaardigheid tussen de partijen. Weliswaar kunnen maar heel weinig kiezers overtuigd worden van partijvoorkeur te switchen, doordat het systeem zo ontzettend competitief is en de partijen zo dicht bij elkaar liggen, kunnen marginale electorale verschuivingen een politieke aardverschuiving teweegbrengen. 

De combinatie van de grote verschillen tussen de twee Amerikaanse partijen en de zeer nauwe bandbreedte waarbinnen verkiezingen veelal worden uitgevochten, betekent dat het voor bedrijven en beleggers heel moeilijk valt in te inschatten hoe toekomstig beleid vanuit Washington eruit gaat zien. Dit betekent dat ondernemingen en marktpartijen in scenario’s moeten denken en niet met al hun dollars op één paard moeten wedden.

Dit geldt – zij het in iets mindere mate – ook voor Europese landen: de geopolitieke onzekerheid en risico’s voor de wereldeconomie zijn sterk toegenomen. De verwachtingen die burgers van overheden hebben zijn torenhoog en tegelijk kampen staten door de oplopende rentes met snel stijgende kosten. Dat maakt het lastig om aan alle kiezerseisen te voldoen, zeker in een klimaat van hoge schuldniveaus, vergrijzing en stagnerende groei van de arbeidsproductiviteit.

Kortom, een recept voor aanhoudende politieke en economische onzekerheid.   

Andy Langenkamp is senior politiek analist bij ICC Consultants, een onafhankelijk adviesbureau en researchhuis gespecialiseerd in valuta-, rente- en financieringsvraagstukken. Op het researchplatform van ICC leest u de analyses van een team van economen, technische analisten en Andy over financiële markten, economie en politiek.